Het eerste doel gaat over het beëindigen van armoede. Volgens de Verenigde Naties ook meteen het belangrijkste doel. Niemand mag in 2030 nog in extreme armoede leven. Onder de millenniumdoelen betekende extreme armoede dat iemand minder dan 1,25 dollar per dag te besteden heeft. De Wereldbank heeft deze grens in 2015 verlegd naar 1,90 dollar per dag. In 2012 leefde 12,8 procent van de wereldbevolking onder de grens van 1.90 dollar. Dit zijn 896 miljoen mensen. In 1990 leefde nog 37 procent van de wereldbevolking, of 1,95 miljard mensen onder deze grens. De verwachting is dat dit aantal in 2015 is gedaald naar 9,5 procent of 702 miljoen mensen van de wereldbevolking.
Maar doel één houdt meer in dan alleen extreme armoede. Zo is er bepaald dat alle landen zich moeten inzetten voor betere systemen op het gebied van sociale zekerheid. Dit betekent bijvoorbeeld het bedenken van beleid en het opzetten van programma’s voor een inclusieve arbeidsmarkt. Daarnaast moet het niet mogelijk zijn dat mensen in armoede kunnen raken door werkeloosheid, ziekte, ouderdom of een handicap. Als dit gebeurt moet je terug kunnen vallen op sociale systemen die je ondersteunen.
Ook moeten alle mannen en vrouwen, en vooral arme en kwetsbare mensen, recht hebben op economische middelen als land, technologie en financiële dienstverlening, zoals microfinanciering. Maar dit houdt ook in het recht om te werken In doel één staat ook beschreven dat alle landen ervoor moeten zorgen dat arme mensen minder geraakt kunnen worden door natuurrampen, of sociale en economische crises.